Australian Shepherd in het kort

Land van herkomst

Amerika

Vroegere taak

herders- en drijfwerk op groot en klein vee

FCI-rasgroep

groep 1 (Herdershonden en Veedrijvers)

Gemiddelde leeftijd

13 jaar

Schofthoogte

reuen 52-59 cm, teven 45-53 cm

Voorkomende ziekten

heupen, elleboogdysplasie, oogproblemen, erfelijke doofheid, levershunt, osteochondritis, epilepsie, defect aan MDR1 gen.

Gebruiksmogelijkheden

agility, dogfrisbee, treibball, schapen drijven, canine freestyle, gehoorzaamheid… als het maar samen is en het liefst actief!

Voorkomende gedragsproblemen

te gereserveerd, overmatig blaffen, hielenbijten, jagen op bewegende voorwerpen

Waaks

ja

Omgang kinderen

goed

Omgang honden

goed, hoewel reuen machogedrag tegenover seksegenoten kunnen tonen

Vachtverzorging

enkele keren per week doorborstelen, eventueel onderhoud bij trimsalon

Bewegingsbehoefte

zeer hoog

Rasstandaard voor de Australian Shepherd

FCI-standaard No 342/24.07.96

CLASSIFICATIE FCI: Groep I Herders- en veedrijvershonden (behalve Zwitserse veedrijvershonden)
Sectie I Herdershonden Zonder working trial.

ALGEMENE VERSCHIJNING:
De Australian Shepherd is goed in balans, iets langer dan hoog, van middelmatige grootte en bone, in kleurpatronen die variatie en individualiteit bieden. Hij is oplettend en levendig, beweeglijk en lenig, stevig en gespierd, zonder log te zijn. Zijn vacht is van gemiddelde lengte en hardheid. Hij heeft een gecoupeerde of natuurlijke korte staart.

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN:
Gemeten vanaf het borstbeen tot het zitbeen, en vanaf de schoft tot aan de grond, is de Australian Shepherd iets langer dan hoog.

Substantie:
Solide gebouwd met middelmatig zwaar bone. Bouw van de reu weerspiegelt mannelijkheid zonder grof te lijken. Teven zien er vrouwelijk uit zonder licht van bone te zijn.

GEDRAG/KARAKTER:
De australian Shepherd is een intelligente werkhond met sterke drijf- en hoedinstincten. Hij is een trouwe kameraad en heeft het uithoudingsvermogen om de hele dag te werken. Gelijkmatig van aard, vriendelijk en zelden uit op “ruzie”. Bij een eerste ontmoeting kan hij enigszins gereserveerd zijn. Ieder teken van schuwheid, angst of agressie moet streng worden bestraft.

HOOFD:
Het hoofd is strak belijnd, krachtig en droog. Algehele grootte moet in verhouding zijn met het lichaam.

SCHEDELSTREEK:
Schedel:
De bovenkant is vlak tot licht gewelfd. Er mag een lichte achterhoofdknobbel zijn. Lengte en breedte zijn gelijk.
Stop: 
Middelmatige, goed aangeduide stop. 

AANGEZICHTSSTREEK:
Neus:
Blue-merles en blacks hebben zwart pigment op de neus (en lippen). Red-merles en reds hebben leverkleurige (bruin) pigment op de neus (en lippen).
Bij de merles zijn kleine roze stippen op de neus toegestaan, maar deze mogen de 25% niet overschrijden bij honden ouder dan één jaar, anders is dit een ernstige fout.

Voorsnuit:
De voorsnuit is even lang of iets korter dan de schedel. Vanaf opzij gezien vormen de bovenbelijning van de schedel en de voorsnuit parallelle vlakken, gescheiden door een middelmatige, goed aangeduide stop. De voorsnuit versmalt weinig van de basis naar de afgeronde neus.

Gebit:
Een volledig gebit met sterke witte tanden, dat een schaargebit vormt. Een tanggebit is toegestaan.

Ogen:
Bruin, blauw, amber, of elke variatie of combinatie hiervan, inclusief vlekken en
marmering. Het oog is amandelvormig, niet uitpuilend of diepliggend. De blue-merles en zwarten hebben zwart pigment op de oogranden. De red-merles en roden hebben leverkleurig (bruin) pigment op de oogranden. Expressie: Oplettend en intelligent, alert en geestdriftig. De oogopslag is levendig, maar vriendelijk.

Oren:
De oren zijn driehoekig, van gemiddelde grootte en dikte, hoog aangezet op het hoofd. Bij volle aandacht vallen zij naar voren of naar de zijkant als een ‘rozenoor’. Prik- en hangoren zijn ernstige fouten.

HALS:
De hals is krachtig, van gemiddelde lengte, licht gebogen vanaf de kruin en goed passend in de schouders.

LICHAAM:
Bovenbelijning:
De rug is recht en sterk, vlak en vast van de schoft tot aan de heupgewrichten.

Kruis:
Licht aflopend.

Borst:
Niet breed maar diep waarbij het laagste punt de elleboog bereikt.

Ribben:
Goed gebogen en lang, niet tonvormig, noch vlak.

Onderbelijning:
Laat een licht opgetrokken buiklijn zien.

STAART:
Recht, van nature lang of van nature kort. Wanneer de staart gecoupeerd is (in landen waar dit niet is verboden), of van nature kort, is deze niet langer dan 10 cm.

LEDEMATEN:
VOORHAND:
Schouders:
De schouderbladen zijn lang en vlak, liggen bij de schoft tamelijk dicht bij elkaar en
liggen goed naar achteren. De opperarm, die ongeveer dezelfde lengte moet hebben als het schouderblad, vormt een bij benadering rechte hoek met de schouderlijn waarbij de voorbenen loodrecht op de grond staan.

Benen:
Recht en sterk. Met stevig bone, eerder ovaal dan rond.

Middenvoeten:
Van middelmatige lengte en zeer licht gebogen. De voorste bijklauwen mogen
worden verwijderd.

Voeten:
Ovaal van vorm, compact met dicht aaneen gesloten en goed gewelfde tenen. De
voetzolen zijn dik en veerkrachtig.

ACHTERHAND:
De breedte van de achterhand is gelijk aan die van de voorhand ter hoogte van de schouders. 
De hoeking van het heupbeen en dijbeen correspondeert met de hoeking van het schouderblad en opperarm, ze vormen een nagenoeg haakse hoek.

Knieën:
Goed aangeduid.

Spronggewrichten:
Middelmatig gehoekt.

Middenvoeten:
Kort, staan loodrecht op de grond en parallel aan elkaar, van achteren gezien.
Hubertusklauwen aan de achterbenen moeten worden verwijderd.

Voeten:
Ovaal, compact met dicht aangesloten en goed gewelfde tenen. De voetzolen zijn dik en veerkrachtig.

GANGWERK:
De Australian Shepherd heeft een vloeiend, onbelemmerd en soepel gangwerk. Hij toont grote soepelheid in zijn bewegingen, met een evenwichtig en uitgrijpend gangwerk. De voor en achterbenen bewegen recht en parallel t.o.v. de middenlijn van het lichaam. Wanneer de snelheid toeneemt, komen de voeten (voor en achter) samen op de lijn die het zwaartepunt volgt, terwijl de ruglijn vast en vlak blijft. De Australian Shepherd moet wendbaar zijn en in staat om direct van richting en gang te kunnen veranderen.

VACHT:

HAAR:
Van gemiddelde structuur, recht tot golvend, weerbestendig en van gemiddelde lengte. De ondervacht varieert in dikte, afhankelijk van het klimaat. Het haar is kort en glad op het hoofd, de oren, de voorkant van de voorbenen en beneden de hakken. De achterkant van de voorbenen en de broek zijn middelmatig behaard. De kraag en halsbeharing zijn middelmatig, meer uitgesproken aanwezig bij reuen dan bij teven. Niet typische vachten zijn ernstige fouten.

KLEUR:
Blue-merle, black, red-merle, red (alle met of zonder witte aftekeningen en/of tan
(koper)), zonder voorkeur voor een bepaalde kleur. Een witte halskraag mag op de huid gezien niet voorbij de toppen van de schouderbladen komen. Wit is toegestaan op hals (zowel gedeeltelijk als volledige kraag), borst, benen, onderkant van de snuit, bles op het hoofd en een uitbreiding van het wit van de buikzijde naar boven toe tot 10 cm. boven de horizontale lijn die uit de ellebooggetrokken kan worden. Wit aan het hoofd mag niet overheersen en de ogen moeten volledig omringd zijn door kleur en pigment. Typerend voor merles is dat zij donkerder worden bij toenemende leeftijd.

GROOTTE:

De gewenste schofthoogte voor reuen is 51 – 58 cm. en voor teven 46 – 53 cm.
Kwaliteit mag niet opgeofferd worden ten gunste van hoogte.

FOUTEN:

Elke afwijking van de voorgaande punten moet worden beschouwd als een fout en de beoordeling van de ernst van de fout moet exact in verhouding staan tot de mate waarin de fout zich voordoet.

DISKWALIFICERENDE FOUTEN:

– Ondervoorbeet, of bovenvoorbeet, te korte middelste snijtanden die geen contact maken, in een overigens correct gebit, zal niet als ondervoorbeet worden beoordeeld. Gebroken of ontbrekende tanden door een ongeval, zullen niet als fout worden bestraft.
– Witte lichaamsvlekken bij alle kleuren, wat betekent: wit op het lichaam tussen schoft en staart, aan beide zijden tussen de ellebogen en de achterzijde van de achterhand.
-agressief gedrag of overmatig gereserveerd

N.B.: Mannelijke dieren dienen twee duidelijk normale testikels te hebben die volledig zijn ingedaald in het scrotum.

Bron: www.ascn.nl